De partij die een gerechtelijke procedure (voor het grootste deel) verliest, wordt door de rechter veroordeeld in de proceskosten van de winnende partij: de proceskostenveroordeling. In een civiele procedure beslist de rechter dan dus dat de verliezende partij de proceskosten en buitengerechtelijke kosten van de winnende partij moet betalen. De proceskosten, met name de kosten van de advocaat, worden door de rechter begroot volgens het zogenoemde liquidatietarief. Het bedrag van die kosten is afhankelijk van de verrichte werkzaamheden en het belang van de zaak. De toegewezen proceskosten zijn echter bijna nooit gelijk aan de werkelijke kosten; soms zijn deze slechts een fractie van de werkelijk gemaakte proceskosten.
Dit laatste is voor de winnende partij vaak een doorn in het oog; met name als het om een relatief lage geldelijke vordering gaat. Je krijgt immers gelijk van de rechter, maar dan nog krijg je slechts een klein deel van de gemaakte proceskosten. Althans, als de debiteur verhaal biedt. Maar in bepaalde gevallen kan de rechter beslissen dat de verliezende partij de werkelijke proceskosten van de winnende partij moet vergoeden. Dat gaat doorgaans om een veel hoger bedrag dan de reguliere proceskostenveroordeling. Hieronder wordt nader ingegaan op deze situatie.
Werkelijke proceskosten vergoeden en misbruik van procesrecht
Volgens de Hoge Raad is een uitzondering op de reguliere proceskostenvergoedingsregeling conform het liquidatietarief, alleen aan de orde onder buitengewone omstandigheden, zoals wanneer sprake is van misbruik van procesrecht of het onrechtmatig instellen van een procedure.[1] De Hoge Raad overweegt daarbij dat de exclusiviteit van de proceskostenregeling strekt tot bescherming van procespartijen. Met die regeling is beoogd dat zij zich niet door vrees voor een veroordeling tot vergoeding van omvangrijke proceskosten van de wederpartij ervan laten weerhouden hun standpunt in een procedure aan de rechter voor te leggen. Het zou natuurlijk onwenselijk zijn als de verliezer altijd de werkelijk kosten van de advocaat van de winnaar moet betalen. Als de winnaar een hele dure advocaat inschakelt, waar de verliezer geen keuze in heeft, dan kan dat snel tot onbillijke gevolgen leiden.
Daarom moet voor een volledige proceskostenvergoeding worden voldaan aan de strenge maatstaf voor misbruik van procesbevoegdheid. Eerder overwoog de Hoge Raad al over een strenge maatstaf voor misbruik van procesrecht: daar is sprake van als het instellen van een vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had moeten blijven. Daarvan kan sprake zijn als de eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende of behoorde te kennen, of op stellingen en omstandigheden waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Daarbij past terughoudendheid en de lat ligt dus behoorlijk hoog.
Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat alleen bij hoge uitzondering kan worden afgeweken van de reguliere proceskostenvergoedingsregeling, bijvoorbeeld ingeval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig procederen. Maar wanneer is daar sprake van? We bespreken hieronder een paar voorbeelden uit de lagere rechtspraak waarin een beroep op de werkelijke proceskosten slaagde.
Incassobureau moet de werkelijke proceskosten betalen voor kansloze procedure en misleiding van klant
In een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 7 september 2020[2] oordeelde de rechtbank dat een incassobureau de volledige, dus werkelijke, proceskosten van de wederpartij moest betalen van ruim € 3K. Naar de mening van de rechtbank staat in deze procedure buiten kijf dat het incassobureau onrechtmatig had gehandeld zodat een veroordeling in de werkelijke proceskosten op zijn plaats is. Het incassobureau had het in deze zaak wel erg bont gemaakt en zijn cliënt meermaals verkeerd voorgelicht en misleid. Niet alleen waren de vorderingen in een procedure kansloos, maar het incassobureau bracht ook allerlei (te hoge) foute bedragen in rekening welke kosten ook nog eens nodeloos zijn gemaakt. Lees vooral rechtsoverweging 8 tot en met 11 van de uitspraak…
Werkelijke proceskosten voor koper die wist dat de brochure niet juist was
De volgende zaak ging over een koper van een onroerend goed die van de verkoper schade claimde omdat in de brochure een veel groter aantal vierkante meters was aangegeven dan het werkelijke aantal vierkante meters.[3] Tijdens de procedure bij de rechter kwam vast te staan dat de koper, ook door een in zijn opdracht opgesteld taxatierapport, al voor de start van de procedure wist dat de brochure niet juist was. In de dagvaarding stelde de koper echter dat hij van niets wist en mede op basis van de onjuiste brochure tot koop was overgegaan.
De vordering was dus gebaseerd op feiten waarvan de onjuistheid bij de koper bekend was en de dagvaarding bevatte ook onjuiste informatie. Dit leidde ertoe dat hij werd veroordeeld de werkelijk gemaakte advocaatkosten (ca. € 8K) te betalen. Dus een veroordeling in de daadwerkelijk gemaakte proceskosten wegens o.a. handelen in strijd met de waarheidsplicht.
Werkelijke proceskosten wegens misbruik van procesrecht in kansloze zaak
In een recente – en nogal bijzondere – zaak heeft de eisende partij vier partijen gedagvaard waaronder de dochter van de voormalig president van Angola.[4] De rechtbank komt tot de conclusie dat indirecte schade niet vergoedbaar is naar Angolees recht. De vorderingen worden afgewezen en eiseres moet de proceskosten van de partijen vergoeden. En bij één partij heeft eiseres misbruik gemaakt van haar procesrecht door de zaak tegen hem door te zetten, terwijl al vrij snel duidelijk was dat de zaak tegen hem kansloos was. Eiseres moet de werkelijke kosten vergoeden (van ruim € 3 ton). De andere gedaagde partijen krijgen de forfaitair bepaalde proceskosten vergoed. Een kansloze of zinloze procedure kan dus leiden tot veroordeling in de daadwerkelijk gemaakte proceskosten.
Werkelijke proceskosten voor gedaagden die opzettelijk handelen jegens verzekeraar
In een wat oudere zaak uit 1997 had een verzekeraar de volledige proceskosten gevorderd van de gedaagde die zich schuldig had gemaakt aan heling van bij zijn verzekering gesloten zaken.[5] De rechtbank vond dat sprake was van bijzondere omstandigheden doordat de gedaagde door een opzettelijk begaan misdrijf schade aan de verzekeraar had toegebracht.
De Rechtbank Maastricht kende een volledige proceskostenveroordeling toe aan een verzekeraar in een zaak waarin de verzekerde onrechtmatig had gehandeld jegens de verzekeraar door op basis van een valse aangifte van diefstal aanspraak te maken op verzekeringspenningen.[6] Een soortgelijke uitspraak deed het Gerechtshof in Den Bosch in een zaak waarin de verzekeraar terugbetaling van verzekeringspenningen vorderde vanwege en door de verzekerde voorgewende diefstal. Het hof was van oordeel dat een dergelijke frauduleuze schademelding, gevolgd door een procedure waarin de verzekerde vasthield aan zijn lezing van de feiten, misbruik van procesrecht oplevert en dus een veroordeling in de volledige en daadwerkelijke proceskosten.
Conclusie
Hoewel een veroordeling in de daadwerkelijke proceskosten uitzondering is waarbij rechters ook terughoudendheid dienen te betrachten, kan er wel degelijk sprake zijn van een dergelijke situatie. Zoals hiervoor te lezen is, is met name in min of meer kansloze zaken ruimte voor een volledige proceskostenveroordeling of als de eisende partij weet dat hij dingen verklaart die totaal niet kloppen maar desondanks in rechte blijft volhouden. Maar ook in verzekeringszaken zie je dergelijke uitspraken terugkomen met name als de verzekerde de verzekeraar bewust op het verkeerde spoor heeft gebracht.
Overigens is het mogelijk dat de rechter niet de proceskosten toewijst, maar maatwerk toepast. Ofwel het toewijzen van een deel van de volledige proceskosten en/of het matigen van het volledige bedrag. Daarvan was sprake in een zaak bij de Rechtbank Utrecht in 2010 waarin de rechtbank een deel van de daadwerkelijke proceskosten toewees.[7]
Vragen of juridisch advies?
Neem vooral eens vrijblijvend contact met ons op. Wij zijn je graag van dienst.
[1] Hoge Raad, 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2366.
[2] Rechtbank Amsterdam, 7 september 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:4228.
[3] Rechtbank Rotterdam, 25 januari 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:846.
[4] Rechtbank Amsterdam, 6 juni 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:3113.
[5] Rechtbank Roermond, 29 mei 1997, NJkort 1887, 67.
[6] Rechtbank Maastricht, 7 maart 2007, JbPr 2007, 54.
[7] Rechtbank Utrecht, 29 december 201, LJN:BP0052.