In Nederland kennen we in het civiele recht het beginsel van contractsvrijheid. Dit houdt in dat partijen in beginsel vrij zijn om af te spreken wat zij willen en met wie zij dit willen, mits beide partijen handelingsbekwaam zijn. Contractsvrijheid betekent ook dat een partij een voor haar zeer gunstige bepaling in een overeenkomst kan opnemen waaraan de wederpartij gebonden is. Artikel 3:40 BW geeft echter een ondergrens aan deze vrijheid. Op grond van dit artikel zijn rechtshandelingen die naar hun inhoud in strijd zijn met de goede zeden of openbare orde, nietig (ofwel die handelingen hebben nooit rechtsgeldig bestaan).
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelde in een recente uitspraak dat een contractueel overeengekomen rente van 5% per dag nietig is op grond van artikel 3:40 BW, iets wat in de praktijk niet vaak voorkomt. Hoe komt het hof tot dit oordeel?
De overeenkomst met een hoge rente
In juni 2019 zijn 2 afzonderlijke geldleningsovereenkomsten gesloten tussen enerzijds Incassobond B.V. en anderzijds Focus Milieu B.V. Op 3 juni 2019 werd een eerste geldlening verstrekt ter waarde van € 10.000 tegen een rente van 5%. Op 25 juni 2019 werd een tweede overeenkomst gesloten, waarmee de eerste werd vervangen. In deze nieuwe overeenkomst werd een lening van € 7.500 overeengekomen, alsmede een tot dat moment opgebouwde rente van maar liefst € 21.457,64. Daarmee bedroeg het totaal aan verstrekte leningen op 25 juni 2019 € 7.500, terwijl de overeengekomen rente op dat moment € 21.457,64 bedroeg en bovendien nog dagelijks zou stijgen met 5%.
Ter zekerheid van terugbetaling is in de overeenkomst opgenomen dat de bestuurders van Focus in privé aansprakelijk zijn tot terugbetaling en eveneens hun echtgenoten/partners. In de daaropvolgende procedure bij de rechtbank – en later ook bij het gerechtshof – stonden dan ook twee partijen tegenover Incassobond, die nakoming van de overeenkomst vorderde inclusief betaling van de afgesproken contractuele rente.
Procedure bij de rechtbank
In december 2019 werd Focus B.V. failliet verklaard. In mei 2020 probeerden de hiervoor genoemde partijen de overeenkomst met Incassobond B.V. buitengerechtelijk te ontbinden, maar Incassobond weigerde hiermee in te stemmen. In september 2020 verkreeg Incassobond toestemming van de voorzieningenrechter om conservatoir beslag te leggen op de woningen van de genoemde partijen. Vervolgens werd in de bodemprocedure een dagvaarding uitgebracht waarin nakoming van de overeenkomst werd gevorderd.
De Rechtbank Overijssel oordeelde dat de overeengekomen rente buitensporig hoog was en vernietigde het rentebeding op grond van artikel 3:40 BW. In plaats daarvan werd de wettelijke rente van toepassing verklaard. Incassobond kon zich hierin niet vinden en stelde hoger beroep in.
Hoger beroep
In hoger beroep vorderde Incassobond vernietiging van het vonnis van de rechtbank en alsnog toewijzing van haar oorspronkelijke vorderingen, waaronder hoofdelijke veroordeling van de andere partijen. Zij stelde dat die partijen door ondertekening van de overeenkomst op 25 juni 2019 hebben ingestemd met de rente van € 21.457,64 en de dagelijkse renteverhoging van 5%, waardoor rechterlijke toetsing volgens haar niet meer aan de orde zou zijn.
Het hof verwerpt dit betoog. Een overeenkomst komt weliswaar tot stand door aanbod en aanvaarding, maar kan desalniettemin nietig zijn indien zij in strijd is met de openbare orde en/of de goede zeden. Bovendien geldt: als geen sprake is van een rechtsgeldige overeenkomst, is er ook geen overeenkomst die nietig verklaard hoeft te worden.
Het hof oordeelt dat een buitensporig hoge rente in strijd kan zijn met de goede zeden en daarom nietig kan worden verklaard op grond van artikel 3:40 BW. Incassobond heeft onvoldoende onderbouwd waarom sprake zou zijn van een zodanig hoog risico op niet terugbetaling dat het rentepercentage gerechtvaardigd zou zijn. Bovendien staat dit bedrag niet in verhouding tot de oorspronkelijke lening van € 17.500. Het hof spreekt zelfs over woekerrente. Hierbij is relevant dat er eveneens specifieke omstandigheden zijn waardoor het rentebeding van tafel gaat. Zo gaat het om een lening die verstrekt is in verband met betalingsproblemen. Aan een onderneming die het al bepaald niet breed heeft dergelijke rentepercentages opleggen, wordt door het hof feitelijk gezien als onjuist.
Terecht?
Het hof heeft mijns inziens volledig gelijk. Zoals het hof in het arrest terecht overweegt komt een rente van 5% per dag neer op een jaarlijkse rente van 1825%. Dit is buitenproportioneel en vormt geen redelijk rentepercentage. Een dergelijk bedrag is met name niet op te brengen voor een onderneming die zich al in de gevarenzone van een faillissement bevindt.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:GHARL:2025:1812
Dit is een blog van Dewi Hol.