AllesContractenrecht

Alles over de onrechtmatige daad (6:162 BW): deel 1

By 23 november 2017 februari 21st, 2020 No Comments

Advocaat

In een blog van begin 2015, hebben wij het al kort gehad over het onderwerp van de onrechtmatige daad (zie: blog). Het gaat bij de onrechtmatige daad om aansprakelijkheid voor eigen onrechtmatig handelen. De onrechtmatige daad is in ons burgerlijk wetboek vastgelegd in artikel 6:162 BW. In deze blog gaan wij nader in op dit onderwerp, waarbij wij specifiek zullen stilstaan bij één van de wettelijke vereisten: de onrechtmatigheid (deel 1).

Onrechtmatige daad vs. wanprestatie

Om de tegenstelling met aansprakelijkheid wegens (toerekenbare) niet-nakoming van een verbintenis uit een overeenkomst (“wanprestatie”) meteen aan te geven, wordt bij een onrechtmatige daad ook wel gesproken van buitencontractuele aansprakelijkheid. Concreet zijn de wanprestatie (contractueel) en de onrechtmatige daad (buitencontractueel) dus twee verschillende rechtsgronden. In het bedrijfsleven is een (contractuele) wanprestatie bekender en meer voorkomend, maar opgemerkt wordt dat de gedragingen die aan een wanprestatie ten grondslag liggen tevens een onrechtmatige daad kunnen opleveren. Dan spreekt men van een “samenloop van rechtsgronden”. In deze blog beperken wij ons echter tot de buitencontractuele aansprakelijkheid (onrechtmatige daad).

Onrechtmatige daad

Op grond van artikel 6:162 BW is een onrechtmatige daad:

  1. Hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, is verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden.
  2. Als onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, een en ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond.
  3. Een onrechtmatige daad kan aan de dader worden toegerekend, indien zij te wijten is aan zijn schuld of aan een oorzaak welke krachtens de wet of de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt.

De vereisten

Concreet zijn de vereisten voor aansprakelijkheid op grond van de onrechtmatige daad de volgende:

  • onrechtmatigheid: er moet sprake zijn van een onrechtmatige daad;
  • toerekenbaarheid: de onrechtmatige daad moet aan de dader toegerekend (kunnen) worden;
  • schade: zonder schade is er geen onrechtmatige daad;
  • causaal verband: er dient een causaal verband te zijn tussen de gedraging (de oorzaak) en de schade (het gevolg);
  • relativiteit: de schade zoals deze door de benadeelde wordt geleden, valt onder het beschermingsbereik van de norm.

De onrechtmatigheid

Hieronder concentreren wij ons op het eerste vereiste: de onrechtmatigheid. Allereerst is het van belang om te realiseren dat onder een onrechtmatige daad niet alleen een actieve handeling valt, maar ook een nalaten (een passieve handeling). Het nalaten passende maatregelen te nemen kan namelijk als onrechtmatige daad aangemerkt worden.

Als onrechtmatig handelen wordt op grond van artikel 6:162 lid 2 BW aangemerkt:

  • inbreuk op een recht (bijvoorbeeld een inbreuk op een eigendomsrecht);
  • doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht (wet in formele en materiële zin, maar ook algemeen verbindende voorschriften);
  • doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt (de zogenoemde zorgvuldigheidsnorm).

De zorgvuldigheidsnorm

De laatst aangestipte vorm is in de praktijk de belangrijkste. Dit wordt ook wel de “zorgvuldigheidsnorm” genoemd. Omdat het hierbij gaat om ongeschreven normen, zal de rechter steeds aan de hand van alle omstandigheden van het geval moeten beoordelen of er wel of geen sprake is van onrechtmatig handelen. Wij zullen hieronder een aantal in de praktijk (veel) voorkomende situaties bespreken die onder deze categorie geschaard worden.

Gevaarzetting

Een veelvoorkomende situatie is die van gevaarzetting. Belangrijk hierbij is het oude arrest “Kelderluik” (HR 5 november 1965). In dit arrest geeft de Hoge Raad een aantal factoren/gezichtspunten voor de beoordeling of iemand (betere) maatregelen had moeten namen om te voorkomen dat een gevaarlijke situatie tot letsel (schade) leidt. Van een onrechtmatige gedraging is namelijk alleen sprake indien de mate van waarschijnlijkheid van een ongeval als gevolg van gevaarzetting zo groot is, dat de dader zich van de gevaarzetting had moeten onthouden. Niet elke gevaarzetting is dus onrechtmatig.

In een blog van vorig jaar zijn wij op een casus ingegaan waarin het Kelderluik arrest door de rechtbank werd aangehaald. U kunt deze blog hier lezen: onrechtmatige daad escape room.
Kort gezegd werd van de betreffende ondernemer (een escape room) verwacht dat hij meer had moeten doen dan het geven van een paar mondelinge waarschuwingen en een bord met veiligheidsinstructies. Het oude Kelderluik arrest is dus nu nog steeds relevant! Het is dus belangrijk na te gaan of er afdoende (specifieke) veiligheidsmaatregelen worden getroffen.

Sport- en spelsituaties

In sport- en spelsituaties geldt een zogenoemde “verhoogde drempel” voor het aannemen van aansprakelijkheid. In sport- en spelsituaties zal men aldus minder snel aansprakelijk gesteld kunnen worden voor een onrechtmatige daad dan daarbuiten. Van deelnemers aan een sport of spel mag namelijk – tot op zekere hoogte – verwacht worden dat zij rekening houden met gevaarlijke gedragingen. Uiteraard mag men bij voetbal of rugby eerder een gevaarlijke gedraging verwachten dan tijdens een potje schaken.

Oneerlijke concurrentie

Een laatste categorie die wij bespreken is die van de oneerlijke concurrentie. Deze situatie is tot ontwikkeling gekomen sinds het bekende en oude arrest Lindenbaum/Cohen (HR 31 januari 1919). Het gaat hierbij om concurrentie door een ex-werknemer. Concurrentie kan oneerlijk en ongeoorloofd zijn als:

  • de ex-werknemer gebruik maakt van kennis en gegevens omtrent klanten opgedaan bij zijn ex-werkgever, waardoor
  • stelselmatig en substantieel duurzaam “debiet” van de ex-werkgever wordt afgebroken.

Kort gezegd is niet elke vorm van concurrentie dus oneerlijk en onrechtmatig. Er moet aan deze voorwaarden voldaan zijn.

Juridisch advies

In een volgende blog (onrechtmatige daad: deel 2) zullen wij ingaan op een van de andere vereisten van de onrechtmatige daad: de toerekening. Houd onze blogs dus in de gaten!

Heeft u vragen over het bovenstaande of wenst u juridisch advies in te winnen? Neem eens vrijblijvend contact met een van onze bedrijfsjuristen of advocaten op.

Legal8 Advocaten & Bedrijfsjuristen

088 – 88 3 8888

info@legal8.nl

www.legal8.nl

23-11-2017