In mei van dit jaar heeft het Hof Den Haag beslist dat een rechthebbende slechts een vordering tot schadevergoeding tegen zijn voormalig bewindvoerder kan instellen bij de rechter, indien de nieuwe bewindvoerder daarbij als formele procespartij optreedt en ook duidelijk blijkt dat hij daartoe gemachtigd is.
Bewindvoering: niet-ontvankelijk in hoger beroep wegens ontbreken (correcte) machtiging
De rechthebbende stelde dat hij schade had geleden ten gevolge van onzorgvuldig handelen door zijn voormalige bewindvoerder, op de voet van artikel 1:444 BW. In de procedure in eerste aanleg wordt deze vordering afgewezen door de rechtbank. De rechthebbende gaat daartegen in beroep bij het hof. In hoger beroep verweert de voormalig bewindvoerder zich door te stellen dat de rechthebbende niet-ontvankelijk is in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de vordering tot schadevergoeding onder de goederen valt waarover eerder het bewind is uitgesproken. Dit brengt met zich mee dat niet de rechthebbende, maar zijn (huidige) bewindvoerder als formele procespartij dient op te treden. Het Hof gaat hier in mee. Alhoewel de vordering betrekking heeft op de aansprakelijkheid van zijn bewindvoerder, is dat in dit geval geen reden om de rechthebbende toch ontvankelijk te verklaren, aangezien de rechthebbende al een nieuwe bewindvoerder had op het moment dat hij de dagvaarding indiende. De nieuwe bewindvoerder had zich als zodanig moeten melden als formele procespartij.
Machtiging
De nieuwe bewindvoerder had wel een machtiging overgelegd in hoger beroep, maar dit kon de rechthebbende in zijn vordering niet baten en wel om twee redenen. Ten eerste, omdat de rechthebbende bij het instellen van zijn vordering niet vermeld had dat hij dit deed als gemachtigde van zijn bewindvoerder en deze hoedanigheid volgens het hof niet meer gewijzigd kan worden. Daarnaast vermeldde de machtiging slechts de naam van de advocaat als zijnde de gemachtigde van de rechthebbende.
Het hof overweegt nog dat het mogelijk was geweest om de nieuwe bewindvoerder de procedure over te laten nemen, aangezien uit de overgelegde machtiging naar voren is gekomen dat de nieuwe bewindvoerder op de hoogte was van de procedure en daarmee ook heeft ingestemd. Het Hof heeft dit echter niet gedaan. Dit had volgens het hof namelijk geen zin, omdat de vordering op inhoudelijke gronden ook niet zou slagen. De rechthebbende heeft volgens het hof onvoldoende aannemelijk kunnen maken dat de voormalig bewindvoerder krachtens artikel 1:444 BW aansprakelijk is voor de schade, voor zover zijn vorderingen als schade waren aan te merken, omdat niet is komen vast te staan dat de voormalig bewindvoerder toerekenbaar te kort is geschoten in de zorg van een goed bewindvoerder.
Conclusie
De belangrijkste overweging in deze uitspraak – dat de bewindvoerder zich namens rechthebbende als formele procespartij dient te stellen bij het indienen van een vordering tot schadevergoeding, ongeacht tegen wie deze vordering wordt ingesteld – is tevens in eerdere uitspraken de revue gepasseerd, zie bijvoorbeeld ECLI:NL:HR:2014:525 en ECLI:NL:GHARN:2012:BY6997. Toch leert deze uitspraak weer dat men extra aandacht aan formaliteiten als het verstrekken van een correcte machtiging dient te besteden.
Bron: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHDHA:2017:1286
Juridisch advies / vragen
Heeft u nog vragen over het bovenstaande? Neem dan eens contact met een van onze juristen op. Wij zijn u graag van dienst.
Legal8 Advocaten & Bedrijfsjuristen
04-09-2017