In geval van een faillissement zijn er doorgaans meerdere schuldeisers. Tussen deze schuldeisers moeten (voorzover mogelijk) overgebleven gelden worden verdeeld. Daarbij is het van groot belang of een vordering als boedelschuld of als concurrente vordering wordt aangemerkt. Schuldeisers met een boedelvordering hebben namelijk voorrang op concurrente schuldeisers en krijgen vaak een groter deel van hun vordering vergoed. Dit bepaalt de rangorde van schuldeisers bij faillissement. Boedelschuldeisers hebben dus een grotere kans dat hun vorderingen worden voldaan.
Boedelschulden
Boedelschulden dienen in principe een wettelijke grondslag te hebben, zoals huur na datum faillissement of loon van werknemers na datum faillissement. Deze boedelschulden zijn in de wet geregeld. Hiernaast zijn er boedelschulden die door ’toedoen’ van de curator ontstaan. In een aantal arresten heeft ons hoogste rechtscollege, de Hoge Raad, bepaald dat deze kosten, door toedoen van de curator, boedelschulden zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan kosten voor ontruiming van een bedrijfspand nadat de curator de huurovereenkomst heeft opgezegd.
Op 16 april 2013 heeft de Hoge Raad echter een andere uitspraak gewezen en komt hij daarmee terug op bovenstaande rechtspraak. De Hoge Raad oordeelt namelijk dat
het past niet in het stelsel van de faillissementswet dat, wanneer de curator in het belang van de boedel de huur beëindigt, de schadevergoedingsverplichting die hiermee ontstaat een boedelschuld wordt op de enkele grond dat zij is ontstaan door een rechtshandeling (toedoen) van de curator.
Het ’toedoen’ beginsel wordt hiermee ingeperkt. Deze uitspraak is via de volgende link te raadplegen: Rechtspraak.
Juridisch advies faillissementsrecht
Heeft u vragen over het bovenstaande of over het faillissementsrecht in het algemeen? Neem eens vrijblijvend contact met ons op. Wij zijn u graag van dienst.
01-07-2013