Als een contractspartij zich niet aan zijn verplichtingen houdt, dan geldt in het algemeen contractenrecht de regel dat die contractspartij een tweede kans moet krijgen om alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen. Pas daarna kan sprake zijn van verzuim. Die tweede kans wordt geboden door het versturen van een ingebrekestelling. De ingebrekestelling is wettelijk geregeld in artikel 6:82 BW en is feitelijk een schriftelijke aanmaning van de schuldeiser aan de schuldenaar om alsnog aan de contractuele verplichtingen te voldoen. In deze blog wordt ingegaan op deze belangrijke wettelijke regeling; op de uitzonderingen en op een recent en relevant arrest van de Hoge Raad met betrekking tot de ‘redelijke termijn’ van de ingebrekestelling.
Ingebrekestelling en uitzonderingen
Zonder een ingebrekestelling treedt geen verzuim in en zonder verzuim kan geen ontbinding van de overeenkomst plaatsvinden en kan evenmin schadevergoeding gevorderd worden. De ingebrekestelling is daarmee een belangrijke wettelijke bepaling die in de praktijk overigens nog wel eens over het hoofd gezien wordt of verkeerd wordt toegepast. De ingebrekestelling hoeft overigens niet verstuurd te worden als partijen een fatale termijn hebben afgesproken of als de schuldenaar mededeelt dat hij niet of niet correct gaat presteren (artikel 6:83 BW: verzuim zonder ingebrekestelling).
Terzijde: artikel 7:19a BW bevat een verplichte regeling van de ingebrekestelling ingeval dat de verkoper bij een consumentenkoop te laat levert. In dat geval is geen schriftelijke ingebrekestelling vereist en is een aansprakelijkstelling evenmin vereist.
Inhoud ingebrekestelling en ‘redelijke termijn’
De ingebrekestelling moet allereerst een aanmaning bevatten: de schuldenaar dient aangemaand te worden een gespecificeerde verbintenis na te komen. Daarnaast moet de ingebrekestelling een redelijke termijn bevatten waarbinnen de schuldenaar alsnog kan nakomen (de hiervoor genoemde tweede kans). Tenslotte dient aangegeven te worden dat de schuldenaar bij gebreke van nakoming aansprakelijk is (de aansprakelijkstelling).
De schuldeiser dient de schuldenaar een redelijke termijn te geven om alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen. Wat een redelijke termijn is, is niet in algemene zin te beantwoorden. Uit de vaste rechtspraak blijkt dat een redelijke termijn afhankelijk is van alle omstandigheden van het geval, zoals de soort prestatie en de benodigde voorbereidende handelingen. Voor het verrichten van een simpele betaling kan een paar dagen al redelijk zijn, terwijl een ingebrekestelling voor het herstellen van een niet goed werkende machine of een gebrekkig gebouw een langere termijn zal dienen te bevatten.
Arrest Hoge Raad 11 oktober 2019
De Hoge Raad heeft recent een arrest gewezen waarin de vraag beantwoord is of de fase voorafgaand aan de ingebrekestelling mee mag wegen bij de vraag of een redelijke termijn voor nakoming is geboden. De Hoge Raad oordeelt dat de tijd die de schuldenaar voor de aanmaning heeft gehad om zich voor te bereiden mee mag wegen. Als de schuldeiser de schuldenaar voorafgaand aan de ingebrekestelling al eens een termijn voor nakoming heeft gesteld, dan kan dat dus meebrengen dat de in de ingebrekestelling genoemde termijn korter mag zijn dan wanneer deze eerdere termijnstelling niet heeft plaatsgevonden. In beginsel staat het een schuldenaar dus niet vrij maar af te wachten totdat hij aangemaand wordt. Een belangrijke uitspraak voor de praktijk met name aangezien het in de praktijk (en ook in rechte) onduidelijk was of en zo ja in hoeverre de periode voor de ingebrekestelling mee kon wegen voor de beoordeling van de ‘redelijke termijn’.
Het arrest van de Hoge Raad is via de volgende link te lezen: link (met name rechtsoverweging 3.3.1).
Conclusie
De Hoge Raad oordeelt dat termijnen die eerder zijn gesteld van belang zijn bij de beoordeling van de redelijkheid van een in de ingebrekestelling vermelde termijn. Is de schuldenaar al eerder een termijn voor nakoming gegeven, dan kan dat tot de conclusie leiden dat de termijn in de ingebrekestelling kort(er) mag zijn. Desalniettemin is het ons inziens gewenst om altijd een termijn die nemen waarbinnen de schuldenaar in kwestie in alle redelijkheid ook daadwerkelijk deugdelijk kan nakomen. De consequentie van een juridisch onjuiste ingebrekestelling, is dat geen verzuim heeft plaatsgevonden en daarmee geen recht bestaat op ontbinding en/of schadevergoeding. Dat is doorgaans een enorm risico.
Voor schuldeisers betekent dit arrest een verduidelijking met betrekking de periode voorafgaand aan de ingebrekestelling. Voor schuldenaren geldt dat zij meer proactief moeten handelen in situaties van tekortkomingen en niet te lang moeten ‘stilzitten’ in afwachting van een ingebrekestelling.
Legal8
Advocaten & Bedrijfsjuristen
info@legal8.nl
www.legal8.nl
22-10-2019