Een Nederlandse ondernemer plaatste een order voor een Ferrari Purosangue bij een dealer. Op dat moment was alleen bekend dat Ferrari met een SUV zou komen, maar het was nog niet duidelijk hoe deze SUV eruit zou komen te zien en evenmin was duidelijk wat het prijskaartje was. Gezien het feit dat het om een Ferrari gaat, zal het bepaald geen goedkoop bakkie zijn…
Ondanks deze onduidelijkheid tekende de ondernemer voor de order en is er een schriftelijke koopovereenkomst gesloten. Hierna voldeed hij de aanbetaling van
€ 20.000,-. Vervolgens hoort de ondernemer van de dealer dat hij de zevende Purosangue zou krijgen geleverd. So far so good… In september van dit jaar kreeg de ondernemer echter opnieuw een belletje van de dealer: de koop ging niet door. Ferrari blijkt te hebben gekozen om de Purosangue eerst te leveren aan hun VIP-klanten en daarna aan TOP-klanten. Dit zijn klanten die voorrang krijgen omdat ze al een of meerdere Ferarri’s in hun bezit hebben. Ondanks dat Ferrari dit vaker schijnt te doen met gelimiteerde modellen, wist de Nederlandse ondernemer hier naar eigen zeggen niets van en dit is hem niet medegedeeld.
Afspraken moeten worden nagekomen
De Nederlandse ondernemer is het oneens met Ferrari en de dealer en vindt dat een contract een contract is. Afspraken moeten worden nagekomen! Hij wil zijn Purosangue hebben en gaat zelfs naar de rechter. Hij eist bij de rechter nakoming van de koopovereenkomst en eist de Ferrari Purosangue dus op. Dit doet hij overigens in een kortgedingprocedure. De dealer is het niet eens met de ondernemer en verweert zich bij de rechter.
Is er een overeenkomst tot stand gekomen?
Naast het spoedeisende belang is voor een succesvolle vordering in kort geding vereist dat de vordering in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat toewijzing gerechtvaardigd is. De rechter overweegt dat de kern van het geschil tussen partijen in feite het antwoord op de vraag is of een perfecte overeenkomst tot stand is gekomen in die zin dat partijen volledige overeenstemming hebben bereikt over de essentiële elementen (de essentialia). Volgens de dealer was er in april 2020, toen partijen beweerdelijk een koopovereenkomst zouden hebben gesloten nog niets bekend over de auto, anders dan dat Ferrari waarschijnlijk binnen een paar jaar met een SUV-achtige auto zou komen. Niet bekend was wanneer de auto in productie genomen zou worden en wanneer de auto geleverd zou kunnen worden, wat de auto ongeveer zou kosten, hoe de auto eruit zou zien en welke opties mogelijk zouden zijn. Dit wordt door de ondernemer ook niet betwist. De ondernemer voert daarentegen aan dat hij wel degelijk een koopovereenkomst heeft gesloten stand gekomen inzake de levering van de Ferrari nr. 7.
Rechter: geen perfecte koopovereenkomst
De voorzieningenrechter acht het niet voorshands aannemelijk dat er op 15 april 2020 een perfecte koopovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. Vast staat dat er geen expliciet uitgesproken overeenstemming is over de prijs, specificaties en leverdatum. De prijs en specificaties zouden immers nog nader worden overeengekomen. Voorts is het onduidelijk wat partijen hebben beoogd met nr. 7. Zonder nadere bewijsvoering kan op dit moment niet worden vastgesteld of er tussen partijen een koopovereenkomst tot stand is gekomen op basis waarvan de dealer gehouden is over te gaan tot levering van de zevende Ferrari Purosangue. In dit kort geding is daarom niet aannemelijk geworden dat er sprake is van een koopovereenkomst en dat de dealer op basis daarvan gehouden is over te gaan tot levering van de zevende Ferrari.
De Nederlandse ondernemer verliest het kort geding en wordt veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de dealer. Aangezien de prijs, specificaties en de leverdatum allemaal nog niet waren overeengekomen, is er ook nog geen perfecte koopovereenkomst tot stand gekomen op basis waarvan een leveringsverplichting zou bestaan.
Wij vinden deze uitspraak zeker begrijpelijk. Er is simpelweg te weinig overeengekomen om van een rechtsgeldige koopovereenkomst te spreken en partijen verkeren anders gezegd ‘nog’ in de precontractuele fase. Daar staat overigens ook de bepaalbaarheid aan in de weg (artikel 6:227 BW): de overeenkomst moet duidelijk zijn en partijen moeten weten waar het min of meer precies om gaat. Als over de essentialia wel overeenstemming is bereikt (ik meen dat de prijs toch wel het belangrijkste is), dan zou mogelijk wel gesproken kunnen worden van een geldige (romp)overeenkomst en hebben partijen de precontractuele fase verlaten. Maar zover is het in deze zaak dus niet gekomen.
Of de ondernemer het hierbij laat zitten of een bodemprocedure start, is ons onbekend. Dat zal waarschijnlijk ook afhangen van wat er in de overeenkomst wel “hard” is afgesproken. Waarschijnlijk zal de dealer iets van een voorbehoud hebben gemaakt voor levering door Ferrari of andere voorbehouden. Tevens is van belang of de dealer “zomaar” uit de precontractuele fase mag stappen, maar dat is een onderwerp voor een andere keer.
Je kunt de uitspraak hier lezen: rechtspraak.
Legal8