Iedereen heeft wel eens van een parodie gehoord. Een parodie is een kort gezegd een spottende, humoristische nabootsing van een werk van iemand anders. Om een leuke en goede parodie te maken, moet de maker uiteraard elementen overnemen uit het originele werk. Hoe zit het dan met de juridische context hiervan? Mag dit zomaar? En waar liggen de juridische grenzen? Op 3 september jl. heeft het Europese Hof de juridische grenzen van een parodie nader bepaald.
Grenzen aan een parodie
Het Hof bepaalde allereerst:
de wezenlijke kenmerken van de parodie erin bestaan dat, enerzijds, een bestaand werk wordt nagebootst doch met duidelijke verschillen met het bestaande werk en, anderzijds, aan humor wordt gedaan of de spot wordt gedreven.
Hieruit volgt dat er bij een parodie een verschil met een bestaand werk moet zijn en dat er anderzijds ook aan humor of de spot wordt gedreven. Verder dient een parodie niet aan al te zware eisen te worden getoetst. Een parodie hoeft bijvoorbeeld niet per se gericht te zijn op het oorspronkelijke werk. Een parodie is met andere woorden niet snel ontoelaatbaar.
Grenzen
Uiteraard mag een parodie niet ontaarden in een vorm van belediging. Het moet allemaal wel ‘leuk’ en ‘humoristisch’ blijven. De grens van een parodie ligt volgens het Hof in ieder geval daar waar men met een parodie discrimineert, bijvoorbeeld op grond van ras, huidskleur en etnische afstamming. Indien de oorspronkelijke maker van het werk er belang bij heeft dat zijn werk niet geassocieerd wordt met een discriminerende boodschap – en de parodie is discriminerend – dan kan de parodie ontoelaatbaar zijn.
De uitspraak van het Europese Hof is via de volgende link te raadplegen: Hof EU.
Juridisch advies intellectuele eigendom
Heeft u vragen over het bovenstaande of over het intellectuele eigendomsrecht? Neem dan eens vrijblijvend contact met ons op. Wij zijn u graag van dienst.
Legal8
088 – 88 3 8888
08-09-2014