Het is de laatste tijd veelvuldig in het landelijke nieuws: de Belastingdienst gaat vanaf 1 januari 2025 weer handhaven op schijnzelfstandigheid en ook wij hebben hier al een aantal blogs over geschreven. Zie bijvoorbeeld onze blog van 27 juni jl.
https://www.legal8.nl/handhaving-schijnzelfstandigheid-zzpers-vanaf-2025-hoe-zit-het-precies/
In deze blogs wordt met name ingegaan op wat er gaat veranderen vanaf 1 januari 2025. In het kort gaat zelfstandigheid verder ontmoedigd worden en gaat de Belastingdienst vanaf die datum dus weer handhaven (niet met terugwerkende kracht, maar toch). Waar wij nog onvoldoende bij hebben stilgestaan is de zogenoemde conceptwet VBAR en wat organisaties vanaf 1 januari 2025 kunnen doen om wél met ZZP’ers door te werken of nieuwe overeenkomsten te sluiten met ZZP’ers en om een boete of andere juridische ellende te voorkomen dan wel de kans daarop zo beperkt mogelijk te houden. Vanaf 1 januari 2025 is ZZP namelijk niet passé.
Conceptwet VBAR: W vs. Z
VBAR moet het eenvoudiger maken om te beoordelen of iemand als ZZP’er ingehuurd mag worden voor een bepaalde opdracht. VBAR staat voor Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden. Het gaat bij dit wetsvoorstel met name om de criteria werknemerschap vs. zelfstandigheid ofwel W vs. Z.
Zijn er voldoende indicaties van werknemerschap zoals aansturing van een leidinggevende of collega’s in loondienst die hetzelfde werk doen? Best een grote kans dat het dan gaat om werk bedoeld voor een werknemer. Dit dus tenzij er meer aanwijzingen zijn voor ‘zelfstandigheid’ binnen de opdracht. Werkt iemand bijvoorbeeld écht voor eigen rekening en risico, is specifieke expertise nodig die niet aanwezig is in de organisatie zelf en/of gaat het slechts een paar uur per week? Dat heeft dan weer meer weg van zelfstandigheid.
Weliswaar is de VBAR vooralsnog uitgesteld tot 1 januari 2026 en kunnen nog wijzigingen gemaakt worden, maar toch is het verstandig al vanaf nu (of in ieder geval vanaf 1 januari 2025) rekening te houden met het volgende. Feitelijk zijn de onderstaande criteria namelijk nu ook al van belang bij de beoordeling of iemand als werknemer of ZZP’er werkt en de Belastingdienst zal er bij de handhaving ook rekening mee houden.
Indicaties W vs. Z
De VBAR meldt met betrekking tot het voorgaande de volgende indicaties die van groot belang zijn voor de praktijk.
W: indicaties die wijzen op werken als werknemer (werkinhoudelijke en organisatorische sturing) |
|
Z: indicaties die wijzen op werken als zelfstandige binnen de arbeidsrelatie (werken voor eigen rekening en risico) |
|
Mocht het hierna een gelijkspel zijn tussen W en Z, dan kan gekeken worden naar de volgende kenmerken.
OP: kenmerken die wijzen op ondernemerschap van de persoon van de werkende (buiten de arbeidsrelatie gelegen) voor soortgelijke werkzaamheden |
|
Bij de VBAR komen de laatste criteria dus pas aan de orde als de strijd tussen W en Z uitmondt in een gelijkspel. Met OP wordt bedoeld Ondernemerschap Persoon. Bij een gelijkspel mag dus gekeken worden naar de persoon zelf.
Duidelijk is dat als de werkgevende de werkzaamheden kan controleren, aanwijzingen geeft en/of het werkzaamheden betreft die werknemers binnen de organisatie van werkgevende ook verrichten, dan zeer waarschijnlijk sprake is van een arbeidsrelatie. Uiteraard tenzij er meer of evenveel indicaties van zelfstandig werken zijn zoals hiervoor genoemd. Z kan dus winnen van W.
Hoe om te gaan met ZZP’ers vanaf januari 2025?
Wil je als organisatie blijven werken of gaan werken met ZZP’ers per 1 januari 2025, dan is het verstandig het bovenstaande goed door te nemen en ervoor te zorgen dat Z het wint van W. En niet alleen op papier, maar ook in de praktijk. Zorg ervoor dat er meer Z’s zijn dan W’s.
Een paar tips om daar zo goed mogelijk aan te voldoen:
- Zorg ervoor dat de ZZP’er in de praktijk als een zelfstandige werkt en neem ook in de overeenkomst van opdracht op dat de werkgevende niet de bevoegdheid heeft om bij te sturen of in te grijpen (of alleen in extreme situaties).
- Indien daarvan sprake is: maak duidelijk dat de ZZP’er wordt ingeschakeld om iets te doen wat de eigen medewerkers niet (goed) kunnen. Een bepaalde expertise dus.
- Maak een deel van de te betalen vergoeding aan de ZZP’er afhankelijk van bepaalde resultaten: bijvoorbeeld als een product voor een x-datum voor de ZZP’er wordt opgeleverd dan ontvangt de ZZP’er een extra vergoeding en indien het product na een x-datum wordt opgeleverd, dan wordt de ZZP’er gekort (de ZZP’er loopt dan financieel risico en dat is een kenmerk van zelfstandigheid).
- Zorg ervoor dat de ZZP’er zoveel mogelijk zijn eigen zaken en goederen gebruikt bij de werkzaamheden (eigen hulpmiddelen, auto, mobiele telefoon, laptop etc.) en het liefst ook werkt buiten de eigen organisatie (extern).
- Hoe verleidelijk het ook is, zorg ervoor dat de ZZP’er zich niet uit als iemand van de eigen organisatie (liever geen e-mailtemplate van de organisatie e.d.).
- Zorg ervoor dat de duur van de opdracht beperkt is of het aantal uren per week beperkt is.
Rechtsvermoeden van werknemerschap
Daarnaast is er in de VBAR het ‘rechtsvermoeden van werknemerschap’ opgenomen. Hierin is bepaald dat iemand die als zelfstandige werkt en minder dan € 33,00 per uur verdient, vermoed wordt werknemer te zijn. Het is een vermoeden zodat tegenbewijs mogelijk is. Maar dat tegenbewijs zal vaak niet zo makkelijk zijn verwachten wij.
Vragen of opmerkingen?
Vragen of opmerkingen zien wij graag tegemoet!
Legal8