Er is momenteel veel te doen over het concurrentiebeding. Het concurrentiebeding wordt zoals wellicht wel bekend binnenkort aangescherpt. Bedrijven kunnen zo hun concurrentiegevoelige belangen beschermen terwijl tegelijkertijd onnodig gebruik van het concurrentiebeding wordt tegengegaan. Minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid regelt dit in het Wetsvoorstel modernisering concurrentiebeding. Deze wet is enige tijd geleden in internetconsultatie gegaan. Mensen kunnen binnen een termijn van zes weken reageren.
De modernisering van het concurrentiebeding houdt onder andere in dat het concurrentiebeding voor maximaal een jaar mag worden overeengekomen. Ook moet een werkgever door dit wetsvoorstel altijd motiveren welke zwaarwegende bedrijfs- en dienstbelangen er zijn om het concurrentiebeding af te sluiten. En moet de werkgever een verplichte vergoeding betalen aan de werknemer als hij een beroep doet op het concurrentiebeding.
Klachtplicht en concurrentiebeding
Iets anders is dat de Hoge Raad op 8 maart jl. een oordeel heeft gegeven over de vraag of de klachtplicht van toepassing is bij overtreding van een concurrentiebeding. De klachtplicht uit artikel 6:89 BW bepaalt dat een schuldeiser op een gebrek in een prestatie geen beroep kan doen, indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijs had behoren te ontdekken, bij de schuldenaar ter zake heeft geklaagd. Deze bepaling strekt ertoe de schuldenaar die een prestatie heeft verricht, te beschermen omdat hij erop moet kunnen rekenen dat de schuldeiser met bekwame spoed onderzoekt of de prestatie aan de verbintenis beantwoordt en dat deze, indien dit niet het geval blijkt te zijn, dit eveneens met spoed aan de schuldenaar mededeelt
In deze zaak heeft de werkgever twee ex-werknemers aangesproken op schending van het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen. Het hof heeft deze vorderingen echter deels toegewezen en de ex-werknemers veroordeeld tot betaling van een deel van de door de werkgever gevorderde boetes. Zowel de werkgever als de ex-werknemers gaan in cassatie bij de Hoge Raad.
Hoge Raad: klachtplicht niet van toepassing bij schending van concurrentiebeding
De Hoge Raad komt vervolgens aan het woord. Hij overweegt:
“De verbintenis van een (voormalige) werknemer uit hoofde van een non-concurrentiebeding is een verbintenis om in het beding omschreven handelen na te laten. Bij schending van een zodanig beding is geen sprake van gebrekkig presteren, maar van niet presteren. Daarop is de in art. 6:89 BW vervatte klachtplicht, mede gelet op de hiervoor in 4.1.2 vermelde strekking daarvan, niet van toepassing. Wel kan de tijd die de (voormalige) werkgever heeft laten verstrijken tussen ontdekking van de overtreding van het beding en het daarop aanspreken van de (voormalige) werknemer, onder omstandigheden grond opleveren voor matiging van verbeurde boetes op de voet van art. 6:94 BW, of – indien aan de daarvoor geldende eisen is voldaan – voor het aannemen van rechtsverwerking.”
Bij schending van een concurrentiebeding is dus geen sprake van gebrekkig presteren, maar van niet presteren. Daarop is de klachtplicht van art. 6:89 BW niet van toepassing. En zoals de Hoge Raad overweegt kan de tijd die de ex-werkgever laat verstrijken tussen ontdekking van de overtreding van het concurrentiebeding en het daarop aanspreken van de ex-werknemer, wel grond opleveren voor matiging van de boetes of rechtsverwerking. Er is dus wel degelijk een beroep mogelijk op stilzitten door de werkgever, maar niet op grond van de klachtplicht uit artikel 6:89 BW.
Het interessante arrest is te lezen via de volgende link:
https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:HR:2024:336
Juridisch advies concurrentiebeding
Neem vooral eens vrijblijvend contact met ons op!