In onze blogreeks “oud, maar goud” bespreken wij oude uitspraken die vandaag de dag nog steeds relevant zijn. Wij gaan in op de overwegingen van de rechters en de uitkomsten van deze procedures maar geven ook achtergrondinformatie. Deze uitspraken zien met name op het arbeidsrecht, commerciële contractenrecht en procesrecht. In deze blog gaan wij in op een klassiek arrest Poot/ABP in het kader van de zogenoemde afgeleide schade en dus waardevermindering van aandelen. Lees vooral verder
Afgeleide schade: wat is dat?
Stel een derde brengt schade toe aan een onderneming en daardoor worden de aandelen in die onderneming minder waard. Dat kan men als schade betitelen. Of een aandeelhouder dergelijke schade kan vorderen, is een interessante vraag. In de literatuur en de rechtspraak wordt zulke schade onder de noemer van afgeleide schade van aandeelhouders gegooid: ‘de schade die een aandeelhouder lijdt door een waardevermindering van zijn aandelen, wanneer deze waardevermindering het gevolg is van schade die aan de onderneming is toegebracht’.
Het onderwerp van afgeleide schade gaat dus om de vraag of aandeelhouders van ondernemingen schadevergoeding kunnen vorderen van een derde die door een wanprestatie (6:74 BW) of een onrechtmatige daad (6:162 BW) schade heeft toegebracht aan die onderneming, waardoor de aandelen in waarde zijn gedaald. Waardevermindering van aandelen is financieel gezien een vervelende situatie voor een aandeelhouder. Ook juridisch is het een vervelende situatie omdat het uitgangspunt is dat zulke afgeleide schade niet voor vergoeding in aanmerking komt. Op dit uitgangspunt bestaat een uitzondering.
Arrest Poot/ABP: afgeleide schade
In deze zaak ging het om de partijen Poot en ABP. Poot ontwikkelde als onderneming sporthallen voor het ABP (Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds). ABP zou deze sporthallen kopen als een belegging, maar haakte vanwege allerlei financiële problemen bij Poot af. Helaas ging Poot vervolgens failliet. Na het faillissement stelde meneer Poot, enig aandeelhouder en directeur van de onderneming Poot, dat ABP met het staken van de afname van de sporthallen het faillissement zou hebben veroorzaakt. Daarmee zou ABP volgens meneer Poot niet alleen tegenover de onderneming maar ook tegenover hem persoonlijk onrechtmatig hebben gehandeld. Dat laatste omdat APB naar zijn mening wist of behoorde te weten dat haar handelen zou leiden tot het waardeloos worden van de aandelen van Poot in privé.
In dit sprekende arrest heeft de Hoge Raad bepaald dat als een derde schade heeft toegebracht aan een onderneming, de aandeelhouder van deze onderneming niet bij de derde (de schadeveroorzaker) kan aankloppen voor vergoeding van de schade omdat zijn aandelen minder waard zijn geworden. Deze vorm van indirecte schade / afgeleide schade (waardevermindering van aandelen, maar bijvoorbeeld ook het ‘mislopen’ van dividenduitkeringen) is voor een aandeelhouder buitengewoon vervelend, maar vormt geen recht om schadevergoeding te vorderen van de schadeveroorzaker. Dit laatste is zo omdat het een indirecte vorm van schade is. De schadeveroorzaker heeft aan de onderneming directe schade toegebracht en als gevolg daarvan (afgeleid/indirect) zijn de aandelen van de aandeelhouder(s) minder waard geworden. Hierbij is belangrijk dat het vermogen van de onderneming afgescheiden is van het vermogen van aandeelhouders: de onderneming is een zelfstandig rechtspersoon met zelfstandige rechten en plichten. De onderneming dient dus zelfstandig schade te vorderen van de schadeveroorzaker voor de door de onderneming geleden schade, maar de aandeelhouder niet.
Uitzondering: toch afgeleiden schade vorderen
Het uitgangspunt is dat een aandeelhouder geen zelfstandig schadevergoedingsrecht toekomt voor waardevermindering van zijn aandelen. De Hoge Raad heeft een uitzondering op dit uitgangspunt geaccepteerd. Als de schadeveroorzaker een “specifieke zorgvuldigheidsnorm” jegens de aandeelhouder heeft geschonden, dan kan deze vorm van indirecte schade wél voor vergoeding in aanmerking komen. Denk hierbij aan een situatie waarin de schadeveroorzaker met opzet gehandeld heeft om de specifieke aandeelhouder te benadelen. In de praktijk lopen aandeelhouders hierbij vaak tegen een bewijsprobleem aan. Hoe bewijs je immers dergelijke opzet?
Afgeleide schade in de rechtspraak en de literatuur
Uit de rechtspraak en de literatuur is op te maken dat vergoeding van dergelijke afgeleide schade wel degelijk – en wellicht ook vaker – kans van slagen heeft. De aandeelhouder zal weliswaar moeten bewijzen dat er onrechtmatig jegens hem of haar is gehandeld, maar als dat geheel of gedeeltelijk lukt, dan is er ruimte om schade wegens waardevermindering van aandelen vergoed te krijgen. Een arrest van de Hoge Raad van 12 oktober 2018 wijst ook in deze richting. Zie de volgende link voor deze uitspraak van de Hoge Raad: arrest.
Maar dat het lastig blijft volgt wel uit een arrest van het Hof Amsterdam uit 2022 waar het ging om afgeleide schade ingeval van wanbeleid. Mede vanwege onbehoorlijk bestuur was de onderneming failliet gegaan. De curator sprak de bestuurder aan tot vergoeding van de door de onderneming geleden schade. De curator trof even later met de bestuurder tegen finale kwijting een schikking. Deze gold voor alle verwijten die de bestuurder te maken vielen. Het hof oordeelde dat met die schikking de onderneming geacht moet worden volledig te zijn gecompenseerd voor de geleden schade. Dat oordeel leidde daarmee automatisch tot een andere vaststelling: dat er geen waardeverlies op de aandelen bij de aandeelhouder heeft plaatsgevonden. De vordering van de aandeelhouder werd daarom wegens gebrek aan belang afgewezen. Als er geen schade (meer) is, is er immers ook geen afgeleide schade.
Indien je als aandeelhouder schade heeft geleden bestaande uit waardevermindering van uw aandelen door een gedraging van een derde, dan dien je allereerst na te gaan jegens wie onrechtmatig is gehandeld. Is dat jegens de onderneming? Dan heb je als aandeelhouder een hele kleine kans om die schade vergoed te krijgen. Is jegens jou als aandeelhouder onrechtmatig gehandeld? In dat geval kun je wel degelijk recht hebben op schadevergoeding. Gezien de mogelijke bewijsproblemen, is het inwinnen van juridisch advies hierbij bepaald geen overbodige luxe.
Conclusie
De regel uit het besproken Poot/ABP-arrest beperkt een aandeelhouder in zijn mogelijkheden om schade wegens waardevermindering van aandelen vergoed te krijgen: het aan de onderneming om op te treden tegen de schadeveroorzaker. Het is daarom van belang te bezien of voldaan is aan de door de Hoge Raad gestelde voorwaarden voor toepassing van deze regel. Is dat niet het geval, dan kan de aandeelhouder zijn schade zelfstandig proberen te verhalen op de schadeveroorzaker. Maar nogmaals, makkelijk is het niet voor een aandeelhouder.