In een blog van eind vorig jaar (Blog) hebben wij het onderwerp onvoorziene omstandigheden uit artikel 6:258 BW besproken. In deze blog zullen wij hier nader op ingaan en een recent arrest van de Hoge Raad bespreken.
Onvoorziene omstandigheden
Eerst even terug naar de basis. Wat zijn onvoorziene omstandigheden en wanneer kan daar (rechtens succesvol) een beroep op worden gedaan?
In het Nederlandse contractenrecht geldt het uitgangspunt dat gemaakte afspraken nagekomen dienen te worden. Dit wordt in juristenland ook wel aangeduid met de Latijnse uitdrukking “pacta sunt servanda”. Maar naast hetgeen is overeengekomen, zijn ook de eisen van de redelijkheid en billijkheid van belang bij het nakomen en bij de uitleg van overeenkomsten. Hiernaast kan onder omstandigheden een beroep worden gedaan op een bijzondere bepaling: de onvoorziene omstandigheden.
Artikel 6:258 BW biedt ruimte aan de rechter om, op verzoek van een partij, een overeenkomst op grond van onvoorziene omstandigheden te wijzigen dan wel geheel of gedeeltelijk te ontbinden. De rechter kan dan dus ingrijpen in de contractuele afspraken die tussen de partijen gelden. Dat gaat best ver en om een succesvol beroep op dit artikel te kunnen doen dient daarom wel aan een aantal strenge vereisten te worden voldaan.
Allereerst dient er sprake te zijn van onvoorziene omstandigheden. Het komt erop aan van welke veronderstellingen de partijen zijn uitgegaan. Met andere woorden: of de partijen in de mogelijkheid van het optreden van onvoorziene omstandigheden hebben willen voorzien. Hiernaast kan van onvoorziene omstandigheden alleen sprake zijn voor zover het omstandigheden betreffen die op het moment van het tot stand komen van de overeenkomst, nog in de toekomst lagen.
Hiernaast is ook de aard van de onvoorziene omstandigheden van belang. Deze omstandigheden dienen namelijk van dien aard te zijn dat de wederpartij geen ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst mag verwachten. Er moet dus wel écht iets (groots) aan de hand zijn.
Rechtvaardigt bevolkingskrimp een beroep op onvoorziene omstandigheden?
In onze bovengenoemde blog van vorig jaar hebben wij geconcludeerd dat de economische crisis niet als onvoorziene omstandigheid gold. Verschillende rechters hebben geoordeeld dat de crisis iedereen raakt en rechters vinden dit argument dus onvoldoende specifiek om in te grijpen in de overeenkomst. Rechtvaardigt een bevolkingskrimp dan een beroep op onvoorziene omstandigheden?
Hoge Raad
In een recente zaak die bij de Hoge Raad speelde, ging het om deze voorgaande vraag. Heel kort gezegd vordert de projectontwikkelaar in kwestie schadevergoeding van de gemeente in kwestie omdat het overeengekomen woningbouwproject door gemeente is afgeblazen wegens bevolkingskrimp. De vraag is of het beroep van de gemeente op de onvoorziene omstandigheid (art. 6:258 BW) gegrond is.
De Hoge Raad oordeelt dat bij artikel 6:258 BW terughoudendheid geboden is. Helaas voor de betrokken gemeente, oordeelt de Hoge Raad vervolgens dat een bevolkingskrimp (in deze zaak) geen onvoorziene omstandigheid in de zin van artikel 6:258 BW oplevert.
Moraal van het verhaal: van onvoorziene omstandigheden op grond waarvan een overeenkomst gewijzigd dan wel ontbonden kan worden, is niet zomaar sprake.
Het arrest van de Hoge Raad is via de volgende link te lezen: rechtspraak.
Juridische vragen?
Neem eens vrijblijvend contact met ons op. Wij zijn u graag van dienst.
Legal8 Advocaten & Bedrijfsjuristen
088 – 88 3 8888
02-11-2017