Mede door de coronacrisis en allerlei conflicten en zelfs een oorlog op Europees terrein, zien we overal prijsstijgingen. Denk bijvoorbeeld aan prijzen voor gas, elektriciteit, olie en hout. Prijsstijgingen zijn tegenwoordig dus aan de orde van de dag. In deze blog gaan wij in op de vraag of en zo ja in hoeverre een leverancier van dit soort producten (of andere producten) in B2B-verhouding (dus commerciële situaties) prijsstijgingen kan doorbelasten aan afnemers. Ook wordt besproken of afnemers mogelijkheden hebben om iets te doen aan een dergelijke doorberekening van prijsstijgingen.
Hoofdregel contractenrecht: contractvrijheid en woord is woord
Eerst even een stap terug naar de hoofdregel in ons contractenrecht: de contractvrijheid. Dit is de vrijheid van een persoon (natuurlijke persoon of rechtspersoon) om te contracteren wanneer men wil, met wie men wil en over welk onderwerp men wil. Een kleine nuance: in artikel 3:40 BW is een beperking van deze vrijheid te vinden als een rechtshandeling in strijd is met de goede zeden of openbare orde. Je mag dus bijvoorbeeld geen contract sluiten waarin geregeld wordt om iemand te mishandelen. Hiernaast is ons contractenrecht gebaseerd op het principe van trouw aan het gegeven woord. Dit komt mooi naar voren in de Latijnse kreet “Pacta sunt servanda” ofwel afspraken moeten worden nagekomen. Woord is dus woord.
Afspraken over de prijs
Deze uitgangspunten maken dat partijen naar vrijheid afspraken kunnen maken bijvoorbeeld over de prijs van een product. Zo kunnen partijen een vaste prijs afspreken of juist een variabele prijs. Ook kan een afspraak gemaakt worden over het aanbrengen van wijzigingen in de prijs. Veelal is in B2B-contracten een bepaling opgenomen die de leverancier van het product de mogelijkheid geeft om prijswijzigingen door te voeren. Denk aan een bepaling als volgt: “Leverancier is bevoegd de overeengekomen prijs eenzijdig aan te passen” of “Indien tijdens de looptijd van de overeenkomst de kostprijs van het te leveren goed stijgt, is leverancier gerechtigd om het verschil aan de afnemer door te berekenen”. In beginsel zijn dit soort bepalingen gewoon rechtsgeldig. De vraag rijst echter of de afnemer altijd verplicht is de stijgingen zomaar te accepteren. Of heeft de afnemer een juridische mogelijkheid om hiertegen te ageren? Hieronder worden de mogelijkheden van overmacht, onvoorziene omstandigheden en de redelijkheid en billijkheid kort besproken.
Overmacht
Overmacht (artikel 6:75 BW) is aan de orde als een partij de contractuele afspraken niet kan nakomen buiten zijn schuld om. Belangrijk hierbij is dat er dus nagekomen kan worden dan speelt overmacht niet. In periodes van crisis wordt hier meer dan eens een beroep op gedaan en ook meer dan eens is de uitkomst dat het beroep niet slaagt omdat er nagekomen kan worden. Weliswaar is nakoming ineens bezwaarlijk door de prijsstijging, maar dat er nagekomen kan worden is beslissend bij een beroep op overmacht.
Overigens wordt in contracten of in de algemene voorwaarden vaak een artikel opgenomen over overmacht. Let daar dus op want die bepaling is in beginsel geldend en leidend. Als een beroep op overmacht niet lukt, is er misschien nog een andere ontsnapping mogelijk.
Onvoorziene omstandigheden
Een optie voor de afnemer zou dan artikel 6:258 BW kunnen zijn. Dit artikel regelt de zogenoemde onvoorziene omstandigheden. Dit artikel luidt dat de rechter, op verlangen van een van de partijen, de bevoegdheid heeft een overeenkomst te wijzigen of te ontbinden als er sprake is van (1) onvoorziene omstandigheden (2) welke omstandigheden van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten en (3) welke niet krachtens de aard van de overeenkomst of de verkeersopvattingen voor rekening komen van de partij die zich erop beroept. Is aan deze vereisten voldaan, dan moet de rechter de overeenkomst wijzigen of ontbinden.
Onvoorziene omstandigheden zijn omstandigheden die niet in het contract zijn geregeld en die dus ten tijde van de contractsluiting onvoorzien en toekomstig waren. Of de omstandigheden ten tijde van het sluiten van de overeenkomst voorzienbaar waren, is hierbij niet beslissend. Het komt erop aan van welke veronderstellingen de partijen zijn uitgegaan. Met andere woorden: of de partijen in de mogelijkheid van het optreden van onvoorziene omstandigheden hebben willen voorzien.
Hebben partijen in hun contract iets geregeld over prijsstijgingen of hebben zij die mogelijkheid voorzien of daarmee rekening gehouden, dan is een beroep op onvoorziene omstandigheden zo goed als kansloos. Onvoorzien is het dan immers niet. Dit zou mogelijk anders kunnen zijn indien alleen rekening is gehouden met min of meer ‘normale’ of gebruikelijke prijsstijgingen en niet met exorbitante prijsstijgingen.
Mede omdat de Hoge Raad heeft beslist dat niet snel is voldaan aan de vereisten van dit artikel, heeft het leerstuk een betrekkelijk rustig bestaan gekend. In de kredietcrisis is er met regelmaat een beroep op gedaan maar dat leidde steevast tot afwijzingen.
Onvoorziene omstandigheden kredietcrisis
In het recente verleden is door verschillende partijen geprobeerd een succesvol beroep op dit artikel te doen door te stellen dat zij geen rekening konden houden met de economische crisis en dat er dus sprake is van een onvoorzienbare omstandigheid zodat hun overeenkomst gewijzigd dan wel ontbonden kon worden. Vaste rechtspraak laat zien dat, ook al hebben partijen in hun overeenkomst geen rekening gehouden met de economische crisis, dit niet snel een succesvol beroep op een onvoorzienbare omstandigheid in de zin van artikel 6:258 BW zal rechtvaardigen. De crisis raakt iedereen en rechters vinden dit argument dus onvoldoende specifiek om in te grijpen in de overeenkomst. Zie ook onze blog hierover uit 2016: onvoorziene omstandigheden.
Interessant is ook een arrest van de Hoge Raad uit 2017 waarin de vraag voorlag of een annulering van een overeengekomen bouwproject wegens een bevolkingskrimp als onvoorziene omstandigheid te gelden had. De Hoge Raad oordeelde dat bij artikel 6:258 BW terughoudendheid geboden is en dat een bevolkingskrimp (in deze zaak) geen onvoorziene omstandigheid in de zin van artikel 6:258 BW oplevert. https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2017:2615
Onvoorziene omstandigheden coronacrisis
Het voorgaande blijkt in de coronacrisis op sommige terreinen anders te zijn. Sterker nog, dit artikel blijkt het instrument in het burgerlijke recht te zijn waarmee ondernemers die door de coronacrisis gedupeerd zijn aanspraak kunnen maken op genoegdoening. Bekend is het voorbeeld van huurprijsvermindering tijdens de lockdown (Hoge Raad, 24 december 2021).
Onvoorziene omstandigheden bij prijsstijgingen
Hoe zit dit bij prijsstijgingen? Is een beroep op onvoorziene omstandigheden mogelijk ingeval van plotselinge prijsstijgingen? Het antwoord op deze vragen is dat een beroep op onvoorziene omstandigheden bij prijsstijgingen in beginsel niet succesvol zal zijn. Zoals aan het begin van deze blog vermeld, moeten afspraken nagekomen worden en hiernaast zijn schommelingen van prijzen een min of meer normaal iets in het economisch verkeer. Met name B2B-partijen moeten (kunnen) hier simpelweg rekening mee houden. Een rechter zal zeker niet zomaar ingrijpen in gemaakte afspraken als de prijzen ineens stijgen. Ondernemersrisico niet waar?
Uit verschillende artikelen en onderzoeken blijkt inderdaad dat veruit de meeste situaties waarin prijsstijgingen aan de orde zijn, geen succesvol beroep op onvoorziene omstandigheden toekomt. Maar het is mogelijk. In een geval waarin prijzen van magneten in 2011 met 400% tot 600% waren gestegen nadat China de export daarvan had beperkt, werd een beroep op onvoorziene omstandigheden aangenomen. Dan gaat het dus echt om exorbitante prijsstijgingen waar partijen geen rekening mee hoefden te houden. Dat zou heden ten dage ook kunnen, maar de bewijslast is niet te onderschatten los van het feit dat alle omstandigheden van het geval een rol spelen (zoals de professionaliteit van partijen). Degene die eist zal echt aan moeten tonen dat de prijsstijging in zijn geval zo’n ernstige verstoring van het contract betekent dat ongewijzigde instandhouding niet van hem kan worden verwacht. Geen gemakkelijke opgave dus.
De beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid
En dan hebben we nog de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid uit artikel 6:248 lid 2 BW. Op grond van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid kan een contractuele bepaling, zoals een bepaling waarbij het risico van een prijsstijging bij een partij wordt gelegd, buiten toepassing worden verklaard als die bepaling kort gezegd onaanvaardbaar is. Belangrijk is dat ook deze norm terughoudend door de rechter wordt toegepast. Er is dus zeker niet zomaar aan voldaan. Je zal als eisende partij met zware overtuigende argumenten moeten komen om een prijswijzigingsbeding van tafel te krijgen.
De uitzonderingen op de hoofdregel zijn er weliswaar maar het zijn uitzonderingen en die zijn niet zomaar in rechte succesvol aan te tonen. Het algemene advies is om in contracten zoveel mogelijk (en indien gewenst) rekening te houden met bepaalde prijsstijgingen. Daarmee voorkom je waarschijnlijk ook ‘gedoe’ achteraf. Houd dus rekening met een contractuele bepaling omtrent prijsstijgingen en onderhandel daarover. Op die manier kan een vervelende procedure wellicht voorkomen worden.
Legal8