Op 26 mei 2021 werd het wereldnieuws voor even gedomineerd door het feit dat Milieudefensie een rechtszaak van Shell had gewonnen. Shell moest van de rechtbank haar Co2-uitstoot met 45% reduceren in 2030, ten opzichte van 2019. Shell tekende hoger beroep aan en won de hoger beroepzaak bij arrest van 12 november 2024. Het Gerechtshof in Den Haag oordeelde dat Shell weliswaar gehouden is haar Co2-emmissies in 2030 terug te brengen, maar het hof kan niet vaststellen met welk percentage. De vorderingen van Milieudefensie worden dus in hoger beroep afgewezen en Shell wint. Maar waarom?
De Shell-zaak
De Shell-zaak ziet kort gezegd op het volgende. Aan de eisende kant stonden in deze zaak zeven organisaties en ruim 17.000 individuen. De zeven partijen zijn Milieudefensie, Greenpeace Nederland, Stichting ter bevordering van de Fossielvrij-beweging, Landelijke Vereniging tot behoud van de Waddenzee, Stichting Both ENDS, Jongeren Milieu Actief, Stichting ActionAid.
Ongeveer twee jaar na het indienen van de inleidende dagvaarding, oordeelde de Rechtbank Den Haag op 26 mei 2021 dat Shell via het concernbeleid van de Shell-groep de CO2-uitstoot eind 2030 terug moet brengen tot netto 45% ten opzichte van het niveau van 2019. Dit gebeurde in twee zaken met de volgende nummers:
Shell was het hiermee oneens en heeft hoger beroep ingesteld. Niet alleen Shell was het met het vonnis oneens. In de rechtspraktijk en ook in de literatuur werd behoorlijk kritisch tegen dit vonnis aangekeken. Velen vonden het weliswaar een (milieu) gewenst vonnis, maar twijfelden openlijk bij de juridische houdbaarheid daarvan. Is het besluit van de rechtbank bovendien niet meer een politiek besluit? Waarom immers dit vonnis jegens Shell uitspreken welk vonnis enkel jegens Shell gelding heeft en andere energieproducenten hoeven zich daar immers niets van aan te trekken. Concurrenten van Shell zouden het werk gewoon overnemen zodat zo’n vonnis feitelijk juridisch bezien weinig betekenis heeft. Zoals veel juristen na het vonnis al hebben gezegd, klimaatbeleid moet bij de politiek liggen en niet bij de rechter.
Hoger beroep
In het arrest heeft het hof geoordeeld dat Shell tegenover burgers verplicht is om haar uitstoot van CO2 te beperken. Deze verplichting vloeit voort uit het mensenrecht op bescherming tegen gevaarlijke klimaatverandering. Het is echter in de eerste plaats aan de overheid om te zorgen voor de bescherming van de mensenrechten, maar indirect zijn die rechten ook van invloed op de maatschappelijke zorgvuldigheid die ondernemingen zoals Shell in acht moeten nemen. Bij de beoordeling of Shell onrechtmatig handelt, heeft het hof daarom als uitgangpunt genomen dat burgers ook tegenover Shell het recht hebben op bescherming tegen gevaarlijke klimaatverandering.
Toch heeft het hof de vorderingen van Milieudefensie afgewezen. De reden hiervoor is dat het hof niet heeft kunnen vaststellen dat de maatschappelijke zorgvuldigheid meebrengt dat er voor Shell een verplichting geldt om haar CO2-emissies met 45% (of met een ander percentage) terug te brengen. In de klimaatwetenschap bestaat op dit moment onvoldoende overeenstemming over een specifiek reductiepercentage waaraan een individuele onderneming als Shell zich zou moeten houden. Daar komt bij dat Shell al bezig is met de vermindering van haar eigen emissies (scope 1 en 2). Tot slot is het hof van oordeel dat een verplichting voor Shell om de CO2-emissies die afnemers van Shell-producten veroorzaken (scope 3) met een bepaald percentage te verminderen, in dit geval ook niet effectief is. Shell zou aan die verplichting kunnen voldoen door te stoppen met de handel in brandstoffen die zij bij derden heeft ingekocht. Andere bedrijven zouden die handel dan overnemen. Per saldo wordt er dan geen vermindering van CO2-emissies bereikt.
De uitspraak in hoger beroep is via de volgende link te lezen:
https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:GHDHA:2024:2099
Dat Shell de klimaatzaak in hoger beroep heeft verloren, is dus een gegeven. De vraag resteert waarom dit het geval is. Zoals Hammerstein naar onze mening terecht stelt in het boek “De Klimaatzaak tegen Shell”, mag de rechter niet een open norm gebruiken om aan een enkel bedrijf een specifieke verplichting op te leggen met betrekking tot een probleem dat vele andere bedrijven en burgers even goed aangaat.[1] Het is aan de wetgever om in actie te komen voor een oplossing die verder gaat dan een individuele rechtszaak. Hoewel het klimaatprobleem een zeer ernstige is, is de oplossing dus niet om één bedrijf juridisch tot de orde te roepen met een niet voor anderen geldende dringende doelstelling. Hierin zit wat ons betreft de kern van waarom Shell uiteindelijk deze rechtszaak winnend heeft afgesloten. De milieuproblematiek in deze zin is iets wat de wetgever moet oppakken.
[1] De Klimaatzaak tegen Shell, Wolters Kluwer, 2022, p.13.